Historische achtergrond

 

Het tegenwoordige Colmschate heeft een lange geschiedenis. Al voor onze jaartelling hebben er in dit gebied mensen gewoond. In 1927 vond men urnen die uit de late Bronstijd, begin van de IJzertijd,
stammen. Eveneens zijn sporen van vroege bewoning gevonden in het gebied waar de Scheg staat. Omdat droge gebieden in deze streken schaars waren, was de oost-west georiënteerde grote dekzandrug van Colmschate, die zich uitstrekt langs de Holterweg, al vanaf de prehistorie geschikt voor menselijke bewoning. De boerderijen lagen verspreid om de Colmschater Enk heen.

In Colmschate heeft in de Romeinse tijd een Germaanse nederzetting gelegen. Er zijn voor Nederland zeldzame Romeinse munten gevonden van Carausius en Allectus, een versierde bronzen
beslagstuk van een gesp en een bronzen beslagstuk dat tot paardentuig heeft gehoord. Deze vondsten doen vermoeden dat een of meer mannen uit deze nederzetting aan het einde van de derde eeuw dienst deden in het Romeinse leger.

Een in Colmschate gevonden messing beeldje van de godin Victoria heeft als bouwoffer gediend.

De oorsprong van de naam Colmschate is onduidelijk. Eén verklaring zegt dat de naam stamt uit de tijd dat er kolenbranders in de bossen rondom Deventer woonden. Zij sloegen hun spullen op in schuren of “kollenschoaten”. Deze verklaring wordt echter in twijfel getrokken. De naam kan ook ontstaan zijn uit Colm-schate, waarbij “schate” duidt op een beboste hoek in het zandgebied, of om Colms-cate, waarbij “cate” op de bewoning door keuterboeren of eventueel kolenbranders (colman) duidt.

Pas in de veertiende eeuw komen we de naam Kolmenschate in de “boeken” tegen. Er is dan sprake van ene Willem Douvelt, schout van Kolmenschate (1368). Het schoutambt Kolmenschate was een veel groter gebied dan wat we nu als Colmschate kennen. Het werd begrensd door de IJssel, het buurtschap Epse, de kerspelen Bathmen en Holten en de schoutambten Raalte en Olst. In de 16e eeuw, tijdens de 80- jarige oorlog, liet Koning Philips II, stukken grond verkopen of verhuren om zijn troepen te kunnen betalen. In 1576 gaf hij het schoutambt Kolmenschate “in pandschap ende beleeninge” aan de Burgemeesters, Schepenen en Raad der Stad Deventer. Het schoutambt Kolmenschate werd toen bestuurd door schout Henrick Jacobsen. Eind 18e eeuw werd ten noorden van de Colmschaterenk de buitenplaats ‘De Achterhoek’ aangelegd.
(Zie ook Vastgesteld Bestemmingsplan Colmschate e.o. 12; sectie  5.2.2.1 Buitenplaats ‘De Achterhoek’).

In het jaar 1811 raakte Deventer de zeggenschap over het schoutambt Kolmenschate weer kwijt. Bij decreet van Keizer Napoleon werd het schoutambt Kolmenschate een zelfstandige gemeente: la mairie de Diepenveen. Waarschijnlijk kreeg de nieuwe gemeente de naam Diepenveen omdat in de buurtschap Diepenveen de enige hervormde kerk van het schoutambt stond. De eerste burgemeester van de nieuwe gemeente was Daniël Gerhard Hendrik Smijter.

Het schoutambt bestond uit zes marken: de Gooier Marke, de Marke van Oxe, de Marke Rande, de Marke Borgel, de Marke van Tjoene, de Marke Rande en de Marke Averlo. Zo’n marke was weer onder te verdelen in een aantal buurtschappen. De Gooier Marke was verdeeld in acht buurtschappen: Wechele, Riele,Weteringen, Essen, Ortele, Okkenbroek, Lettele en Linde. Het dorp Colmschate is te vinden in de buurtschap Weteringen. Dit buurtschap bestond ook weer uit twee delen: Hoge Weteringen en Lage Weteringen.

Het Dorp Colmschate ontstond pas na 1830 toen er een school en een hervormde kerk aan de Holterweg waren gebouwd. Voorheen gingen de Colmschater bewoners naar erve “De Hulle” in Hoge Wetering waar school en kerk werd gehouden.

Tot begin jaren zestig werden de huisnummers ten noorden van de weg naar Holten (Holterweg) voorafgegaan met een “W”. Dit was het gebied Hoge Weteringen. Ten zuiden van deze weg stond er een “C” (van Colmschate) voor het huisnummer. Dit gebied was Lage Weteringen.

Bijna het hele schoutambt Kolmenschate bestond uit zandgronden met grote stukken heide. Voor de meeste bewoners was de landbouw (rogge, boekweit, haver, gerst) het belangrijkste middel van bestaan. Daarnaast werd er op kleine schaal nog wat vee gehouden. Op verschillende plaatsen in het schoutambt werd ijzererts gevonden. De erts werd o.a. verwerkt tot potten, kachels en kanonnen. Deze producten werden veel naar Duitsland verkocht en over de Schipbeek en de Regge daar naar toe vervoerd. De buurtschappen die aan een handelsroute lagen ontwikkelden zich tot dorpen. Ook Colmschate bevond zich aan een dergelijke handels- of doorgaansroute. Gevolg hiervan was dat allerlei bedrijfjes en bedrijven zich hier vestigden.

Naast allerlei boerenbedrijven waren er in Colmschate o.a. een vleesfabriek (Linthorst), een klompenfabriek, een melk- of “botterfabriek”, verscheidene bakkerijen (Bloemendal, Rouwendal, Cellarius, Veldwachter), een kapper, een schoenmaker, en twee café’s: Starink en Cellarius.

Colmschate had vroeger een eigen NS-station (rechts voor de spoorwegovergang van de Colmschaterstraatweg, als men richting Schalkhaar ging). De lijn werd tussen 1882 en 1885 aangelegd en in 1888 geopend. De halte Colmschate werd in de jaren dertig opgeheven. Tegenwoordig heeft Colmschate weer een treinstation aan de spoorlijn tussen Deventer en Almelo.

De Holterweg diende tot voor enkele decennia als belangrijkste ontsluitingsroute voor Deventer in oostelijke richting. Sinds de ingebruikname van de A1 (begin jaren zeventig) is de verkeersintensiteit van de weg aanmerkelijk afgenomen.

Voor de scheepvaart lag het Overijssels Kanaal nabij Colmschate. Het Overijssels kanaal werd tussen 1850 en 1859 aangelegd door de exploitatiemaatschappij N.V. Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij (OKM). Het traject langs Colmschate is onderdeel van de kanaaltak Deventer, Raalte, Damsholte (Lemelerveld), en werd in september 1858 opengesteld. Dit kanaal wordt tegenwoordig niet meer gebruikt voor scheepvaart.
(Bron: Vastgesteld Bestemmingsplan Colmschate e.o. 13).

In 1974 kwam Colmschate, als gevolg van een gemeentelijke grenswijziging, weer onder Deventer bestuur. Dit feit heeft grote gevolgen gehad voor Colmschate. Aangezien Deventer nergens meer kon uitbreiden startte men in het “nieuwe gebied” met nieuwbouw. Wijken als het Oostrik, Groot Douwel, Blauwenoord, Veldpape, de Colmschater Enk, het Roessink, het Bramelt, het Essenerveld zijn als paddenstoelen uit de grond geschoten. In een kleine twintig jaar is het dorp Colmschate uitgegroeid tot een grote nieuwbouwwijk van Deventer, met alle mogelijke voorzieningen.

Reacties zijn gesloten.